+31 (0) 6 44272469
info@idnl.org

Boekbespreking: ‘Alba Rosa’

Boekbespreking: ‘Alba Rosa’

Van dr. Alexander Wolfheze is in 2018 een standaardwerk verschenen onder de titel “The Sunset of Tradition and the Origin of the Great War” waarin hij de gang van de gebeurtenissen die leidden tot de Eerste Wereldoorlog heeft beschreven vanuit een religieus-filosofisch gezichtspunt dat bekend staat als ‘Traditionalisme’. Bij de uitgeverij Arktos is nu van Wolfhezes hand een bundel opstellen verschenen onder de titel ‘Alba Rosa. Tien Traditionalistische opstellen over de crisis van het moderne Westen’ ( hier verkrijgbaar ). Deze essay’s richten zich op een Traditionalistische analyse van de actuele situatie in het Westen en kunnen daarbij ook dienen als een beknoptere inleiding tot de gedachtenwereld van het Traditionalisme. Wolfheze heeft deze oorspronkelijk in het Engels gestelde essay’s vertaald in het Nederlands en bovendien gedeeltelijk herschreven om ze specifiek op de Nederlandse situatie te richten.

Aan het Traditionalisme zijn de namen verbonden van onder andere Julius Evola, Frithjof Schuon, Seyyed Hossein Nasr, Ananda K. Coomaraswamy en zijdelings Mircea Eliade, maar bovenal de naam van de Fransman René Guénon. Onder invloed van de Theosofie van Helena Blavatsky en het werk van Edouard Schuréi ontwikkelde Guénon in de negentiende eeuw het idee van een ‘sophia perennis’, dat wil zeggen van één oerwijsheid die vanaf de dageraad van de mensheid zou worden doorgegeven onder vele gedaanten. Het idee van een ‘sophia perennis’ zélf was echter ook al oeroud. In het Westen speelde het bijvoorbeeld een grote rol bij de opkomst van het Christendom in het Romeinse Rijk.

In de Klassieke Oudheid gold als stelregel dat een religieuze of filosofische stroming meer gezag genoot naarmate haar oorsprong verder terug in de tijd lag. Dit was natuurlijk voor een nieuwe godsdienst als het Christendom een groot probleem. De intellectuele verdedigers van de nieuwe godsdienst ( de ‘Apologeten’ en ‘Kerkvaders’ ) construeerden daarom een narratief dat moest bewijzen dat de waarheid van het Christendom al oeroud was, en alleen maar door Jezus Christus tot voltooiing was gekomen of weer hersteld was. Als oervader van deze godsdienstige waarheid werd Mozes voorgesteld, die de Egyptische Hermes Trismegistus en de Iraanse Zarathustra zou hebben onderwezen, en via dezen zouden de Griekse filosofen hun kennis hebben verkregen. Dit narratief poneerde dus een ‘geschiedenis van de waarheid’ ( wat natuurlijk een contradictio in terminis behelst ). Deze stellingname bevatte nog andere verborgen problemen, die later in de geschiedenis tot uitbarsting zouden komen.

Voorlopig stelde dit narratief van de ‘oerwaarheid’ echter de legitimiteit van de nieuwe godsdienst veilig en het Christendom nam uiteindelijk zelfs het hele Romeinse Rijk over. Het is niet overdreven te stellen dat het Romeinse Rijk nooit helemaal ten onder is gegaan. Haar structuren bestaan nog steeds: in de Rooms-Katholieke Kerk.

Toen de kerk eenmaal alleenheerser was geworden in het Westen was het idee van de oerwijsheid niet meer nodig om haar bestaan te rechtvaardigen. In de Renaissance werd het idee echter weer zeer actueel. In deze periode kreeg het Westen weer beschikking over klassieke manuscripten die met de ondergang van het West-Rromeinse Rijk verloren waren gegaan. Deze manuscripten kwamen via het door de moslims bezette Spanje en via Byzantium, de voortzetting van het Oost-Romeinse Rijk, dat al bijna zwichtte onder de aanvallen van de moslims.

De belangrijkste van deze teksten waren afkomstig uit het Neo-Platonisme ( of nauwkeuriger: ‘Platoons Oriëntalisme’ ii). Ze stamden uit de eerste eeuwen na Christus, maar in de Renaissance nam men aan dat ze oeroud waren. De teksten bevatten een religieus-filosofisch wereldbeeld dat door-en-door heidens was. Vele intellectuelen waren er echter door gegrepen. Om de bestudering van deze teksten te rechtvaardigen kwam het idee van een oerwijsheid die onder vele gedaanten was doorgegeven in de geschiedenis opnieuw zeer van pas. Deze zienswijze kwam bekend te staan onder de term ‘prisca theologia’ ( ‘de theologie van de oude wijzen’ ) (Marcilio Ficino) of ‘philosophia perennis’ ( ‘de eeuwige filosofie’ ) (Agostino Steuco).

Dit huwelijk tussen de christelijke godsdienst en de heidense wijsheidstraditie was echter altijd al ongemakkelijk geweest vanwege hun totaal haaks op elkaar staande wereldbeelden. Tijdens de Reformatie liep dit huwelijk definitief op de klippen. Het idee van de ‘prisca theologia’ werd onderuitgehaald door literair historisch onderzoek dat uitwees dat de zogenaamd oeroude teksten pas een tijd na Christus waren geschreven, en dus geen legitieme bron voor theologie waren. En het historisch onderzoek spoorde nog veel andere zaken en denkwijzen in de kerk op die onmogelijk vanuit de Bijbel gerechtvaarigd konden worden. De kerk was dus geen hoedster van een eeuwige waarheid, zo beweerden de protestanten, maar een instituut dat het zuivere Christendom van het begin had vervuild met heidens gedachtengoed.

In zijn heftige polemiek tegen deze ‘hoer van Babylon’ schetste de protestantse theoloog Jacob Thomasius de tegenstelling tussen Bijbels monotheïsme en heidendom zeer scherp. iii Het heidendom neemt aan dat de kosmos eeuwig is, samen met God of de goden. De kosmos en de mens zijn vervuld van het goddelijke. Het goddelijke is thuis in de kosmos en kan worden ontdekt in tal van symbolen. Het geeft aan de kosmos structuur en zin. Dit noemen we ‘kosmotheisme’. Deze zienswijze heeft als belangrijke consequentie dat mensen door bijvoorbeeld meditatie of exstase directe ervaringskennis van hun eigen goddelijke natuur kunnen opdoen. Deze ervaringskennis noemen we ‘gnosis’.

Tegenover deze combinatie van kosmotheisme en gnosis stelt de christelijke theologie echter dat de wereld op een bepaald moment is geschapen door God, en dat dus de wereld iets totaal is anders dan God. Er gaapt een afgrond tussen de totaal soevereine godheid en zijn schepping. God is niet thuis in de wereld, en de mens tast daarom in het duister en blijft totaal onwetend tenzij God zich aan hem openbaart en hij de openbaring in geloof aanvaardt. De wereld is in het Bijbelse monotheisme dus zonder eigen zeggingskracht, is in feite dood.

De moderne natuurwetenschap is een rechtstreekse erfgenaam van dit wereldbeeld. De protestanten hadden God uit de wereld verbannen, en de wetenschap kon zich daardoor puur laten leiden door de materialistische empirische waarneming en de menselijke rede. Het enige plaatsje dat de protestanten voor God hadden weten te bewaren was het in geloof aanvaarden van de Bijbel als het Woord van God. Maar de literaire historische methode die de protestanten hadden aangewend om de ‘prisca theologia’ te ontmaskeren werd al gauw ook voor de Bijbel zelf gebruikt, De Bijbel bleek een verzameling geschriften die ontstaan waren op vele plaatsen en tijden, die telkens weer herschreven waren, die elkaar tegenspraken en verder alle menselijke feilen vertoonden. Dit deed het bijbelse gezag als het onfeilbare Woord van God aanzienlijk slinken, en al gauw reageerden wetenschappers op de vraag naar God zoals volgens de legende Pierre-Simon de Laplace zou hebben geantwoord aan Napoleon: ‘Dieu ? Sire, je n’ai pas eu besoin de cette hypothèse’.iv

Deze stroming van rationalistische wetenschap en filosofie, die we kennen onder de naam de ‘Verlichting’, veroorzaakte wat Max Weber noemde ‘die Entzauberung der Welt’ v: de wereld werd een kale plek, waar alleen nog zielloze materie stuitte op zielloze materie. De mysterieuze samenhangen en onberekenbare krachten waren definitief uit de natuurlijke wereld verdwenen. Definitief? Nee, er kwam een tegenreactie tegen de ‘Verlichting’, die we de ‘Romantiek’ noemen. En ook het Traditionalisme als denkstroming ontstond als uitvloeisel van deze tegenbeweging.

René Guénon zocht daarvoor in eerste instantie aansluiting bij de Rooms-Katholieke Kerk, die ondanks zichzelf, en ondanks de Contra-Reformatie, toch nog vrij veel van het heidense erfgoed in haar denken en doen heeft bewaard. Later zocht hij zijn heil in de Islam, maar wel in het Soefisme, een stroming die terecht van ‘heidense ketterijen’ verdacht wordt.vi

In het Traditionalisme leeft dus het idee van een ‘prisca theologia’ voort. De meningen over hoe de geschiedenis van de overlevering eruit ziet lopen echter nogal uiteen. Guénon heeft de tijdshorizon enorm vergroot doordat hij de Hindoeïstische tijdcyclus navolgt, met vier tijdperken of Yuga van 432000 jaar. Het belangrijkste aspect van deze cyclus is voor hem echter niet de tijdsduur op zich, maar het idee dat wij op dit moment leven in het ‘Kali Yuga’ (het tijdperk van tweedracht), een tijdperk van duisternis, spiritueel verval, hersenloos hedonisme, sociale ineenstorting, hebzucht, materialisme en ziektes van geest en lichaam. Guénon verbindt hieraan de door hem verafschuwde heerschappij van het materialisme, de instrumentele rede en de massamens, het stellen van berekenbare kwantiteit boven kwaliteit enzovoort.

Voor een goed begrip van de Traditionalistische zienswijze is het van essentieel belang haar opvattingen over de geschiedenis in het oog te houden. Zij streeft niet direct naar een zo letterlijk mogelijk verslag van ‘wie es eigentlich gewesen’ vii, wat sowieso een onmogelijke opgave is. Het Traditionalisme weeft historische gegevens tot een boventijdelijke zienswijze. We zouden het een ‘mythische’ geschiedschrijving kunnen noemen. Het geschiedenisverhaal is niet bedoeld om een opsomming te geven van geschiedkundige feitjes, maar om uitdrukking te geven aan een essentiele waarheid over de kosmos. In dat licht moeten we bijvoorbeeld de verwerking van de Hindoeïstische Yuga in het werk van Guénon zien.viii In dat opzicht gaat een dergelijke geschiedenis in de richting van een roman: niet letterlijk zo gebeurd, maar wel waar. Daarom wemelt het in een Traditionalistische geschiedschrijving ook van poëtische uitdrukkingen. Wolfheze volgt deze zienswijze na, in dit boek met een beroep op Nietzsche, die wijst op het dodelijke van een geschiedenis die uitsluitend uit de opsomming van feitjes bestaat, een historisch bewustzijn dat alle gebeurtenissen als contingent en zinloos ziet.ix

Tegen deze filosofische achtergrond moeten wij nu de opstellen in het boek van Wolfheze lezen. De kritiek op de ontwikkelingen in onze samenleving reikt dus veel verder dan een opsomming van feitjes waarna een of andere groep de Zwarte Piet toebedeeld krijgt. Op de achtergrond spelen zich diepgaande ingewikkelde, verscholen processen af, wat betekent dat ook het verzet tegen de ontwikkelingen veel dieper gefundeerd en doordacht moet worden dan op het eerste gezicht zou lijken. De crisis waar we mee geconfronteerd worden bestaat namelijk die uit vier elementen die met elkaar samenhangen: industriële vernietiging van de natuur, technologisch transhumanisme, etnische vervanging en ineenstorting van de sociale orde. Als verklaring van deze ontwikkelingen schetst Wolfheze een schrille tegenstelling tussen de Traditionalistische, masculiene zienswijze en de huidige ideologie van een zielloze, zelfs duivelse matriarchale Moderniteit, die al het schone en ware reduceert een amorfe, ondefinieerbare massa, een Cultuur-Nihilisme dat zich uitsluitend uitdrukt in quantificeerbare eenheden en totaal geen plaats meer biedt aan kwaliteit, hiërarchie, eigenheid en ware individualiteit.

Wolfheze bedient zich soms wat te uitgebreid van het wetenschappelijke vocabulaire ( bio-evolutionaire ontwikkeling van urbaan-industriële (over)bevolkingen’, ‘subrationeel-atavistische implementatie van oikofobisch-demofobisch geïnspireerde sui-genocide’ ). Dit heeft weliswaar als voordeel dat hij in enkele zinnen heel veel betekenissen kan oproepen, maar waarschijnlijk schrikt het niet-academici af, en ook voor meer ingewijden wordt het lezen vaak wat moeizaam. Zien wij echter Wolfhezes tekst meer als een poëtische schepping dan als een recht-toe-recht-aan betoog, dan is een zeker ‘ruminare’ en ‘sapere’ x van de tekst echter juist passend. En als poëtisch-filosofische-historische schepping is de tekst vaak meeslepend.

Wolfheze is op zijn best als hij, vaak gewapend met de rijke bijbelse taal, poëtisch ten strijde trekt tegen de uitwassen van het Cultuur-Nihilisme en de lamlendige passiviteit waarmee ons poldervolkje de vernietiging van alles wat ons eigen is ondergaat. Als stimulerende zweepslagen regenen zijn woorden op de lezer neer, zodat deze zelf het zwaard zou willen opnemen tegen de ‘dark Satanic Mills’ die zijn verrezen in ons ‘green and pleasant Land’.xi Deze stimulans is hoog nodig want ons land en het hele Westen balanceren op de rand van de afgrond. Wolfheze schetst zelfs een scenario waarin het verzet tegen de krachten die ons bedreigen uiteindelijk kiest voor ‘Kamikaze’, om ten onder gaat in een glorievolle dood, een ‘mors triumphalis’. Alles liever dan stilletjes in de nacht te verdwijnen.xii Zo ver is het echter nog niet, en Wolfheze reikt vanuit Traditioneel perspectief een ‘Zwaard van de Kennis’ aan dat niet alleen de huidige ontwikkelingen grondig analyseert, maar bovendien een opwekkend-poëtisch effect heeft op de lezer.

Zeer inspirerend is ook Wolfhezes bespreking van het werk van Iraans-Amerikaanse avant-garde- denker Jason Reza Jorjani, die in feite het cumulatiepunt is van het boek. In zijn boek ‘Prometheus and Atlas’ schetst Jorjani een nieuw wereldbeeld waarin hij de komende ontwikkelingen in de cybernetica, bioinformatica, psychotronica en kunstmatige intelligentie samenbrengt met de nieuwste inzichten in de parapsychologie en deze combineert met een herwaardeing van het Indo-Europese erfgoed.

Jorjani verwerpt het Traditionalistische gezichtspunt weliswaar uitdrukkelijk, maar Wolfheze signaleert dat zijn kritiek op het heersende Cultuur-Nihilisme in grote lijnen overeenkomt met die van de Traditionele school. Ondanks Jorjani’s resolute afwijzing van het monotheïstische uitgangspunt, xiii met name van de Islam, neemt hij daarom aan dat de toekomstvisie van Jorjani ook voor Traditionalisten van belang kan zijn. Hij meent dat Jorjani weliswaar is beinvloed door de Moderniteit, maar ook een manier heeft gevonden om deze ‘te temmen’, en dat hij tot een synthese is gekomen van Traditie en Moderniteit die beide ver te boven gaat.

Een duidelijk verschil met de Traditionele school is namelijk dat Jorjani’s toekomstvisie open is. Terwijl het Traditionalistische wereldbeeld de eeuwige terugkeer van hetzelfde veronderstelt is het ‘Archeo-Futurisme’ van Jorjani evolutionair gericht. Net als de bekende ‘New Age’ uit de jaren ’80 heeft Jorjani met succes een esoterische wereldvisie gecombineerd met de invloed van de Moderniteit, en dit geldt met name voor de visie van een evolutie met een open einde.xiv

Concluderend kunnen we stellen dat het boek van Wolfheze voor vele lezers een grote bron van inspiratie kan zijn, ook voor hen die het idee van Traditie alleen als poëtische waarheid willen opvatten. De meeslepende poëtische stukken, maar ook de vele nieuwe gezichtspunten en interessante doorkijkjes zullen een herhaalde lezing noodzakelijk maar ook aangenaam maken.


i Edouard Schuré, Les Grands Initiés. Esquisse de l’histoire secrète des religions, 1889.

ii Wouter J. Hanegraaff, Esotericism and the Academy. Rejected Knowledge in Western Culture. 12.

iii Ibid. 105.

iv ‘God? Sire, die hypothese heb ik niet nodig gehad’.

v ‘De onttovering van de wereld’.

vi Als een Traditionalist in zijn verzet tegen het puur instrumenteel rationalisme van de moderne wereld zijn toevlucht zoekt bij een openbaringsgodsdienst (Christendom, Jodendom of Islam) moet hij wel beseffen dat hij probeert te schuilen bij de godsdiensten die uiteindelijk de bron zijn van datzelfde instrumenteel rationalisme. Hij zal een moeizame slalom moeten varen tussen monotheïsme en goddelijke openbaring aan de ene kant en kosmotheisme en gnosis aan de andere kant. Dit is misschien de reden dat Guénon sterk de nadruk legde op een traditie van geldige initiatie om met de bovennatuurlijke waarheid in contact te komen. Bij zuiver kosmotheisme zou hij immers rechtstreeks op elk ogenblik uit het ‘boek van de natuur’ de boventijdelijke waarheid kunnen leren kennen. De vindplaatsen van de kennis worden echter bij Guénon sterk beperkt, tot een eenmalig boek en een eenmalig begonen initiatie. Vgl. Wouter J. Hanegraaff, Esotericism and the Academy, 373.

vii ‘Hoe het eigenlijk geweest is’, de bekende doelstelling van een van de grondleggers van de geschiedwetenschap, Leopold von Ranke.

viii Ook de Völuspá, ‘de voorspelling van de wolwa’ in de Edda kunnen we lezen als een beschrijving van de toestand van de kosmos in plaats van een toekomstige geschiedenis.

ix ‘Nur soweit die Historie dem Leben dient, wollen wir ihr dienen […]’. Citaat uit ‘Die fröhliche Wissenschaft’.

x ‘Herkauwen, murmelen’ en ‘proeven’. Deze termen worden in de monastieke Christelijke traditie gebruikt om het mediterend herlezen van teksten uit de Bijbel te beschrijven.

xi Verwijzingen naar het beroemde gedicht ‘Jerusalem’ van William Blake, later getoonzet door Hubert Parry:

And did those feet in ancient time
Walk upon England’s mountains green?
And was the holy Lamb of God
On England’s pleasant pastures seen?
And did the countenance divine
Shine forth upon our clouded hills?
And was Jerusalem builded here
Among those dark Satanic Mills?

Bring me my bow of burning gold!
Bring me my arrows of desire!
Bring me my spear! O clouds, unfold!
Bring me my chariot of fire!
I will not cease from mental fight
Nor shall my sword sleep in my hand
Till we have built Jerusalem
In England’s green and pleasant Land

xii Een houding die ons volk, ondanks de schijn van het tegendeel, niet geheel vreemd is. Denken we aan Jan van Speijk (‘Dan liever de lucht in!’) die nog eerder zijn schip opblies dan zich over te geven aan de Belgische opstandelingen, of aan Karel Doorman (‘Ik val aan. Volg mij!’) die met zijn zwakkere vloot toch de Japanners aanviel in de Slag om de Javazee.

xiii Volgens de eerder genoemde analyse van de protestantse theoloog Thomasius kan Jorjani, in tegenstelling tot veel Traditionalisten, gezien worden als een ‘pure’ heiden, dat wil zeggen dat zijn wereldbeeld consequent wordt beheerst door een combinatie van kosmotheisme en gnosis.

xiv Wouter Hanegraaff schetst in zijn boek ‘New Age Religion and Western Culture. Esotericism in the Mirror of Secular Thought’ (p. 520) vier herinterpretaties van het traditionele gedachtegoed in Theosofie en New Age: een incorporatie van het wetenschappelijke causaliteitsdenken naast het denken in correspondenties; de vergelijkende studie van godsdiensten; de sacralisering van de psychologie en de psychologisering van het heilige; en het evolutionaire denken.


Afbeelding: “Paranatellonta.jpg’, bijgesneden. bron: Wikimedia, in het publieke domein. De afbeelding is een illustratie uit een Middeleeuws Spaans boek over astrologie, toegeschreven aan koning Alfonso X de Wijze. Het wil de invloed uitbeelden die sterren en constellaties samen in het sterrebeeld Tweelingen zouden uitoefenen. Dergelijke veronderstelde astrale invloeden zijn een typisch voorbeeld van het idee van een levende, van het goddelijke doortrokken mysterieuze kosmos, die door talloze geledingen van emanatie voortkomt uit de ene Godheid.



___

Deze website is een initiatief van de culturele vereniging ‘Identiteit Nederland‘. Voor vragen en contact klikt u hier.


Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *