Nationalisme en de media
De
huidige crisis in de Alt-Rightbeweging in de Verenigde Staten
illustreert twee grote gevaren in onze hedendaagse context: ondoelmatige
centralisatie en de verleiding van het oneigenlijk gebruik van de
mainstream-media.
De Alt-Right bestond uit een heleboel
onafhankelijke groepjes en media, die een breed anti-links spectrum
bestreken. Er was ruimte voor intellectueel debat, maar ook voor
provocerend ‘trollen’. Dit had als groot voordeel dat veel ‘normie’-organisaties
en mensen wat konden flirten met de Alt-Right zonder gelijk als ‘nazi’
te worden bestempeld. Er sijpelden voortdurend elementen van de
Alt-Right in de mainstream.
Een oprichter van een van de groepjes, Richard Spencer, wilde echter de Alt-Right centraliseren onder zijn leiding. Er was echter geen mechanisme om een leider te kiezen. De meeste groepjes hadden ook helemaal geen behoefte aan een ‘grote leider’. Daarom drong Spencer zich naar de voorgrond met hulp van de vijandelijke mainstream media. Hij schiep voor zichzelf een imago waar deze media precies naar op zoek waren: een arrogante, hardvochtige man die flirtte met het Nazisme. Deze media waren blij eindelijk een boeman gevonden te hebben. Spencer kreeg daarom van hen enorm veel publiciteit en werd ‘Mr Alt-Right’. Hij werd door de vijandelijke media neergezet als een heel groot gevaar, en zo versterkten ze de positie en geloofwaardigheid van Spencer binnen de Alt-Right.
Spencer
probeerde van deze kunstmatige leiderspositie gebruik te maken om
iedereen in de Alt-Right in zijn baan te krijgen en zijn visie op te
leggen. Dit mislukte echter jammerlijk. De gematigde krachten, met hun
brugfunctie naar de mainstream, scheidden zich af, als ‘Alt-Light’. Wat
er nog over was van de Alt-Right werd verteerd door ruzies tussen
groepjes over de puurheid van de ene centrale ideologie, waarbij onder
andere homo’s en vrouwen onder vuur kwamen te liggen. De sfeer raakte
verziekt en ‘Alt-Right’ roept niet meer positieve, triomfantelijke,
gevoelens op zoals in 2016.
Het eerste dat we van deze
geschiedenis kunnen leren is dat centralisatie in onze huidige situatie
vaak geen goede keuze is. Daarover later meer. Het tweede is dat we
uiterst zorgvuldig moeten omgaan met de vijandelijke media.
De
vijandelijke media zijn de belangrijkste wapens van het Establishment.
Zij bepalen in hoge mate de publieke opinie, en dus de
verkiezingsuitslagen en de machtsverdeling. Voor deze media gaan de
belangen van het Establishment boven waarheidsgetrouwe, neutrale
verslaggeving. Journalisten zijn Antifa in pak. Zij zullen altijd naar
beschadigende informatie graven en deze groot uitmeten. Bovendien zullen
ze alle informatie in proberen te kaderen in een frame dat het
artikel naar hun hand zet. Daarom moeten we bij elk contact met de
vijandelijke media voor ogen houden dat zij hun eigen agenda hebben. We
moeten altijd ons afvragen welk belang zij nastreven in hun contact met
ons. De media geven alleen aandacht aan wat het Establishment van pas
komt, en negeren de rest.
Een typisch voorbeeld van een falende mediastrategie levert ons de Amerikaan George L. Rockwell. Hij verkeerde in de situatie dat hij helemaal afhankelijk was van de vijandige media om publiciteit te krijgen. Om bekendheid te krijgen voor zijn partij besloot hij tot een strategie waarbij hij het cliché van de enge neonazi speelde. De media gingen nu inderdaad uitgebreid over hem gingen schrijven, omdat een nazi-boeman hen zo goed van pas kwam. Rockwell kreeg zijn publiciteit, maar tegen welke prijs? Hij was uiteindelijk de leider van een zeer bekend, maar ook extreem klein groepje marginale figuren dat elkaar de tent uit vocht.
In de huidige tijd van sociale media zijn de stunts van Rockwell niet meer nodig om bekendheid te krijgen. De vijandelijke media hebben het monopolie verloren op de informatievoorziening en meningsvorming in de samenleving. Dit betekent dat we ons kunnen veroorloven zeer selectief te zijn aan wie van de vijandelijke media we een vraaggesprek toestaan. Er zijn enkele journalisten die een minder vertekend beeld van nationalisten schetsen, en na een uitgebreid onderzoek van hun achtergrond zouden we met hen eventueel kunnen samenwerken. We doen er echter goed aan het succes van het FvD te bestuderen, dat een benijdenswaardige aanwezigheid en bekendheid heeft opgebouwd via de sociale media zoals Facebook. Eigen publiciteit is altijd beter dan via de vijandige media.
Van het geval Spencer kunnen we bovendien leren dat wij niet mogen toestaan dat de vijandelijke media bepalen wie een toonaangevende figuur wordt in onze beweging. Zij zullen altijd de meest idiote, ijdele, instabiele en enge figuren promoten. Als de media dus per se contact met je willen hebben, is dat vaak geen goed teken… Nog erger is het als figuren als Richard Spencer in feite een pact met de duivel sluiten om zichzelf naar voren te schuiven.
Al met al lijkt het ‘trollen’ een gevaarlijke strategie om aandacht te krijgen. Op het Internet kunnen anonieme mensen weliswaar met succes en genoegen de linkse kerk op hol jagen met het ironisch gebruik van bijvoorbeeld controversiële symbolen, maar dat is iets heel anders dan het echte leven. Daar kunnen we het gestook van figuren als Spencer missen als kiespijn.
In het echte leven kunnen wel een enkele vergelijkbare guerrillatechnieken worden gebruikt. Centraal blijft staan dat we de ‘normies’ niet van ons moeten vervreemden door ons op te stellen als een bedreiging van de sociale orde. We mogen niet geïsoleerd komen te staan. In die positie kunnen we links op stang jagen en hen verleiden zich af te reageren op gewone mensen. Voorbeelden van politieke guerrilla in het echte leven zijn: flash demo’s en verspreiding van stickers en pamfletjes.
In elk geval dienen wij onze standpunten sober en niet radicaler dan strikt noodzakelijk te kiezen en naar voren te brengen. Het liefste via eigen kanalen, maar eventueel ook via de paar journalisten die zich waarschijnlijk enigszins neutraal zullen opstellen.
Achtergrondinformatie: Scott Adams’ reflecties over president Trumps geniale overredingstechnieken: blog.dilbert.com
Afbeelding: ‘Tricolour television close up.jpg’, bijgesneden. © Fotograaf:Martin Howard, bron: Wikimedia. Licentie
___
Deze website is een initiatief van de culturele vereniging ‘Identiteit Nederland‘. Voor vragen en contact klikt u hier.